Umut Yasat
from mine to us to yours to mine
➝ Download Press Release
“We do not grow absolutely, chronologically. We grow sometimes in one dimension, and not in another, unevenly. We grow partially. We are relative. We are mature in one realm, childish in another. The past, present, and future mingle and pull us backward, forward, or fix us in the present. We are made up of layers, cells, constellations. We never discard our childhood. We never escape it completely. We relive fragments of it through others. We live buried layers through others. We live through others’ projections of the unlived selves.”
Anaïs Nin, Diaries, vol. 4 (1944-1947)
Most of the things we surround ourselves with will quietly and effortlessly outlive us. It’s a disconcerting thought, one that tends to creep up on us in moments of transition – moving, migration, displacement or death. The objects we’ve gathered over the years, whether accumulated by habit or carefully curated, take on a life of their own – a second, a third, and so on. Personal belongings end up at flea markets or are auctioned off; once-cherished books find new shelves; precious jewellery is traded for quick cash; and even the homes we live in are handed down and reoccupied by future generations. In the vast circulation of material things, we are but temporary tenants – visitors, passersby – with a short life set between cardboard boxes. Such is the human condition. Packing and unpacking become the quasi-ritual gestures that mark an end or a beginning – relatively speaking. We are not masters in our own house, as Freud once wrote, and perhaps it’s worth taking him literally. Our possessions constitute a kind of material memory – a personal archive that we try to manage, maintain, and protect. This compulsion, or “archive fever” (Derrida) reflects a deep-seated desire to hold on to something – objects, stories, fragments – in an attempt to preserve something beyond our eventual disappearance. But the very act of preservation always carries a risk: the risk of distortion, of misremembering, of losing what we meant to save. And the more we try, the more memory seems to slip through our fingers – exposed to loss, repression, and oblivion. This is the inherently melancholic nature of every archive.
Berlin-based artist Umut Yasat began his long-term project Der Stapel (The Stack) in 2014. At first, he built stacks of his own drawings and paintings, piling them until they reached his own height – a kind of sculptural self-portrait composed of personal artifacts. Over time, he broadened his material vocabulary to include found objects, trinkets, and personal items – whatever life threw at him – assigning each stack a consequential number. This accumulative approach evokes the spirit of Andy Warhol’s Time Capsules, an extensive series of cardboard boxes archiving his personal life. Yasat’s vertical stack sculptures function as cross-sections of the everyday, snapshots shaped by chance encounters and the material poetry of the mundane – a sensibility not unlike the Nouveau Réalisme of artists like Daniel Spoerri. Yet, the most profound influence is Roman Opalka’s epic project “1965/1-∞” (1965-2011), a rigorous, meticulous attempt to visualize the continuum of time. Yasat’s remark that he doesn’t think in three dimensions certainly points to a deeper engagement with the fourth dimension: time itself, treated as a medium of narrative layering. For his current exhibition, titled from mine to us to yours to mine, Yasat brings together his signature Stacks with a series of photographs taken in public space. The images capture found arrangements, often incidental, that mirror the stacking logic of his own sculptural work. In doing so, he once again broadens the conceptual reach of his practice, framing the urban fabric as a kind of palimpsest, and hinting that our identities, whether individual or collective, are similarly composed: layered, complex, mutable, shifting.
text by Pieter Vermeulen
Dutch version:
De meeste dingen waarmee we ons omringen zullen ons ongemerkt en moeiteloos overleven. Het is een verontrustende gedachte, één die de neiging heeft ons te besluipen op momenten van overgang - verhuizing, migratie, verplaatsing of dood. De voorwerpen die we doorheen de jaren hebben verzameld, of ze nu uit gewoonte zijn geaccumuleerd of zorgvuldig zijn gecureerd, gaan een eigen leven leiden - een tweede, een derde enzovoort. Persoonlijke bezittingen belanden op rommelmarkten of worden geveild; ooit gekoesterde boeken vinden nieuwe planken; kostbare sieraden worden verhandeld voor snel geld; en zelfs de huizen waarin we wonen worden overgedragen en opnieuw bewoond door toekomstige generaties. In de uitgestrekte circulatie van materiële dingen zijn we slechts tijdelijke gebruikers - bezoekers, voorbijgangers - met een kort leven tussen kartonnen dozen. Dat is de menselijke conditie. Inpakken en uitpakken worden de quasi-rituele gebaren die een einde of een begin markeren - relatief gesproken. We zijn geen meesters in ons eigen huis, zoals Freud ooit schreef, en misschien is het de moeite waard om hem letterlijk te nemen. Onze bezittingen vormen een soort materieel geheugen - een persoonlijk archief dat we proberen te beheren, te onderhouden en te beschermen. Deze dwang of “archiefkoorts” (Derrida) weerspiegelt een diepgeworteld verlangen om aan iets vast te houden - objecten, verhalen, fragmenten - in een poging om iets te bewaren voorbij onze uiteindelijke verdwijning. Maar net de handeling van het bewaren brengt altijd een risico met zich mee: het risico van vervorming, van verkeerde herinneringen, van het verliezen van wat we wilden bewaren. En hoe meer we proberen, hoe meer de herinnering door onze vingers lijkt te glippen - blootgesteld aan verlies, onderdrukking en vergetelheid. Dit is de inherente melancholische aard van elk archief.
De in Berlijn wonende kunstenaar Umut Yasat startte zijn langetermijnproject Der Stapel (De Stapel) in 2014. In het begin bouwde hij stapels van zijn eigen tekeningen en schilderijen en stapelde deze op tot zijn eigen hoogte - een soort sculpturaal zelfportret samengesteld uit
persoonlijke artefacten. Na verloop van tijd breidde hij zijn materieel vocabularium uit met gevonden voorwerpen, snuisterijen en persoonlijke items - alles wat het leven hem voor de voeten gooide - en voorzag elke stapel van een opeenvolgend nummer. Deze accumulatieve benadering roept de geest op van Andy Warhols Time Capsules, een omvangrijke serie kartonnen dozen waarin zijn persoonlijke leven werd gearchiveerd. Yasats verticale stapelsculpturen fungeren als dwarsdoorsneden van het alledaagse, momentopnames gevormd door toevallige ontmoetingen en de materiële poëzie van het alledaagse - een gevoeligheid die niet zo erg verschilt van het Nouveau Réalisme van kunstenaars als Daniel Spoerri. De meest diepgaande invloed is echter Roman Opalka’s epische project “1965/1-∞” (1965-2011), een rigoureuze, nauwgezette poging om het continuüm van tijd te visualiseren. Yasats bemerking dat hij niet in drie dimensies denkt, wijst zeker op een dieper engagement met de vierde dimensie: de tijd zelf, behandeld als een medium voor narratieve gelaagdheid. Voor zijn huidige tentoonstelling, getiteld from mine to us to yours to mine, brengt Yasat zijn kenmerkende Stapels samen met een serie foto’s genomen in de openbare ruimte. De beelden leggen gevonden opstellingen vast, vaak incidenteel, die de stapellogica van zijn eigen sculpturale werk weerspiegelen. Hiermee verbreedt hij opnieuw het conceptuele bereik van zijn werk, door het stedelijk weefsel te kaderen als een soort palimpsest en erop te wijzen dat onze identiteiten, of deze nu individueel of collectief zijn, op vergelijkbare wijze zijn samengesteld: gelaagd, complex, veranderlijk, verschuivend.
Text by Pieter Vermeulen
